Huisdier thuis
De Great Plains -boeren werden geconfronteerd met een aantal uitdagingen die leidden tot wijdverbreide boerderijfalen in de late 19e en vroege 20e eeuw. Hier zijn drie belangrijke problemen:
1. Overproductie en dalende prijzen: De uitbreiding van de landbouw in de grote vlakten leidde tot een overvloed aan tarwe en andere gewassen op de markt. Dit resulteerde in het dalen van prijzen, waardoor boeren steeds moeilijker werden om winst te maken. Ze werden vaak gedwongen om meer alleen te produceren om rond te komen, waardoor de cyclus van overproductie in stand hield.
2. Droogte en stofkom: De Great Plains is van nature gevoelig voor droogte en een ernstige droogte in de jaren dertig, verergerd door niet -duurzame landbouwpraktijken, leidde tot de stofkom. Het gebrek aan regen veranderde de bovengrond in stof, die werd weggeblazen door sterke wind, het vernietigen van gewassen en het onmogelijk maken van de landbouw. Dit verwoestende evenement veroorzaakte wijdverspreide mislukkingen van gewassen en dwong veel boeren hun land te verlaten.
3. schuld en afscherming: Boeren haalden vaak leningen uit om land, apparatuur en benodigdheden te kopen. Toen de prijzen daalden en droogtes toesloegen, konden ze hun leningen niet terugbetalen. Banken afgeschermd op boerderijen, waardoor veel gezinnen dakloos en berooid achterbleven. Het gebrek aan overheidssteun in deze periode heeft ook bijgedragen aan het probleem, omdat banken grotendeels mochten afschermen zonder veel interferentie.
Deze problemen gecombineerd om een perfecte storm van economische ontberingen te creëren voor Great Plains -boeren, waardoor veel van hen uiteindelijk hun boerderijen verliezen.