Huisdier thuis
Het vermogen van vissen om te zweven en te onderhouden wordt toegeschreven aan twee primaire factoren:hun gestroomlijnde lichaamsvorm en de zwemblaas.
1. Gestroomlijnde lichaamsvorm: Vissen hebben een gestroomlijnde lichaamsvorm ontwikkeld die de weerstand vermindert en efficiënte beweging door het water mogelijk maakt. Hun lichamen zijn meestal langwerpig, met een gladde, afgeronde vorm die weerstand minimaliseert. De vorm van hun vinnen, zoals de borst- en bekkenvinnen, draagt ook bij aan stabiliteit en manoeuvreerbaarheid.
2. Zwemblaas: De zwemblaas is een met gas gevulde orgel gevonden in veel vissensoorten. Het fungeert als een drijfvermogenscontroleapparaat, waardoor vissen hun positie in de waterkolom kunnen behouden zonder overmatige energie uit te brengen. De zwemblaas bevindt zich in de buikholte en kan worden aangepast om het volume te veranderen. Door de hoeveelheid gas in de zwemblaas te regelen, kan vissen hun drijfvermogen reguleren en een gewenste diepte in het water behouden. Wanneer de zwemblaas gevuld is met gas, wordt de vis drijvender en kan het in het water stijgen. Wanneer het gas wordt vrijgegeven, wordt de vis minder drijvend en kan het zinken.
Naast deze twee hoofdfactoren dragen andere functies bij aan de zwem- en zwevende vaardigheden van vissen. Deze omvatten de aanwezigheid van vinnen, die stabiliteit en controle bieden, en het laterale lijnsysteem, dat vissen helpt om beweging en veranderingen in waterdruk te detecteren.