Huisdier thuis
De externe gelijkenis tussen walvissen en vissen is een klassiek voorbeeld van convergente evolutie, waarbij niet-verwante soorten vergelijkbare eigenschappen ontwikkelen als gevolg van vergelijkbare milieudruk.
Walvissen zijn zoogdieren die zich hebben aangepast aan een volledig in het water levende levensstijl, terwijl vissen gewervelde dieren zijn die zijn geëvolueerd om in het water te leven. Ondanks hun enorm verschillende evolutionaire geschiedenis hebben beide groepen gestroomlijnde lichamen, vinnen en andere aanpassingen ontwikkeld waarmee ze efficiënt door water kunnen bewegen.
De gemeenschappelijke uiterlijke vorm van walvissen en vissen is het resultaat van natuurlijke selectie die op beide groepen inwerkt om het beste bij hun watermilieu te passen. De gestroomlijnde vorm vermindert de weerstand en zorgt voor snel zwemmen, de vinnen zorgen voor manoeuvreerbaarheid en stabiliteit, en een beschermende laag huid of schubben helpt wrijving te verminderen en waterverlies te voorkomen.
De interne anatomie van walvissen en vissen onthult echter hun verschillende evolutionaire afstammingslijnen. Walvissen hebben kenmerken van zoogdieren, zoals warmbloedigheid, het vermogen om levende jongen te baren en longen om lucht in te ademen. Vissen daarentegen zijn koudbloedig, leggen eieren en hebben kieuwen om zuurstof uit water te halen.
Dus hoewel walvissen en vissen er van buitenaf misschien hetzelfde uitzien, zijn hun interne structuren, evolutionaire geschiedenis en fysiologie diepgaand verschillend, wat hun unieke aanpassingen aan hun respectieve aquatische omgeving weerspiegelt.