Huisdier thuis
Black and Tan-opstand verwijst naar de korte revolutionaire fase in de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog, die ongeveer tien maanden duurde, van juli 1920 tot juni 1921, en een escalatie van tit-for-tat-geweld tussen het Ierse Republikeinse Leger (IRA) en zijn tegenstanders met zich meebracht, waaronder personeel van de Royal Irish Constabulary (RIC).
Achtergrond:
Tijdens de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1921) was de IRA verwikkeld in een guerrillacampagne tegen de Britse overheersing in Ierland. De RIC, waarvan de leden bekend staan als ‘peelers’, was de belangrijkste politiemacht in Ierland, verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde.
De escalatie van het geweld die tot de Black and Tan Revolt leidde, was deels het gevolg van de reactie van de Britse regering op de activiteiten van de IRA. Begin 1920 nam de Britse regering in Ierland verschillende maatregelen, zoals de introductie van de Restoration of Order in Ireland Act (ROIA) en de oprichting van de Auxiliary Division van de RIC.
De ROIA verleende de autoriteiten uitgebreide bevoegdheden, waaronder het gebruik van militair geweld, preventieve hechtenis en zware straffen. De Auxiliary Division, ook wel bekend als de 'Auxiliary's', werd voornamelijk gevormd uit ex-militairen die in de Eerste Wereldoorlog hadden gevochten. Zowel de RIConstabulary als de Auxiliary Division waren zwaar bewapend en ze waren bevoegd geweld te gebruiken tegen de IRA.
Zwart en bruin:
De term "Black and Tan" verwijst naar de twee kleuren van de uniformen die worden gedragen door de rekruten in de nieuw opgerichte RIC Auxiliary Division:zwart voor het RIC-uniform en beige of bruin voor het militaire kaki.
De Black and Tans verwierven snel bekendheid vanwege hun hardhandige tactieken, brutale behandeling van burgers en willekeurige represailles. Beschuldigingen van wreedheden, represailles, ontvoeringen, martelingen en buitengerechtelijke executies gepleegd door de RIC en de hulporganisaties leidden tot wijdverbreide wrok en woede onder de Ierse bevolking, waardoor de steun voor de IRA nog verder werd aangewakkerd.
Gedurende deze periode werd de campagne van de IRA geïntensiveerd, gericht op RIC-kazernes en personeel en betrokken bij asymmetrische oorlogvoering tegen de Britse strijdkrachten. De IRA voerde ook een beleid van guerrillatactieken en hinderlagen, wat leidde tot een scherpe escalatie van het geweld aan beide kanten.
Escalatie van geweld:
De Black and Tan Revolt was getuige van een intensivering van de gewapende botsingen tussen de IRA en de RIC/Auxiliaries. Represailleaanvallen en tegenrepresailles namen in frequentie en brutaliteit toe, wat leidde tot een vicieuze cirkel van geweld in heel Ierland.
Het meest beruchte incident uit die periode staat bekend als de "Croke Park Massacre", die plaatsvond in november 1920 tijdens een Gaelic voetbalwedstrijd in het Croke Park Stadium in Dublin. Britse troepen openden het vuur op de menigte die de wedstrijd bijwoonde, resulterend in de dood van burgers, waaronder kinderen, en nog meer Iers publiek.
Einde van de opstand:
De Black and Tan Revolt heeft noch voor de IRA, noch voor de Britse regering duidelijke strategische doelstellingen bereikt. Het geweld en de chaos brachten beide partijen ertoe de noodzaak van een onderhandelde oplossing te beseffen.
De opstand markeerde een keerpunt in de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog en droeg bij aan de internationale afkeuring van het Britse beleid in Ierland. Het heeft het mondiale bewustzijn van de situatie in Ierland vergroot en de druk voor een oplossing van het conflict vergroot.
De Black and Tan Revolt eindigde uiteindelijk in juni 1921 met de ondertekening van het Anglo-Ierse Verdrag, dat leidde tot de oprichting van de Ierse Vrijstaat binnen het Britse Gemenebest. De verdeeldheid en het geweld tijdens deze periode hebben echter blijvende littekens achtergelaten in de Ierse samenleving, waarvan sommige gevolgen ook in de huidige tijd nog steeds voelbaar zijn.