Huisdier thuis
IJsberen hebben verschillende erfelijke eigenschappen die hen helpen te overleven in hun barre Arctische omgeving.
- Dikke vacht: IJsberen hebben een dikke, witte vacht die hen helpt warm te blijven in de koude Arctische wateren. De vacht bestaat uit twee lagen:een dichte ondervacht die warmte vasthoudt en een langere buitenvacht die water en sneeuw afvoert.
- Grote poten: IJsberen hebben grote poten met zwemvliezen waarmee ze hun gewicht op ijs en sneeuw kunnen verdelen. De poten helpen ze ook bij het zwemmen en jagen in het water.
- Lange nek: IJsberen hebben een lange nek waardoor ze in het water kunnen reiken om prooien te vangen. De lange nek helpt hen ook de horizon af te scannen op prooien en roofdieren.
- Sterk reukvermogen: IJsberen hebben een sterk reukvermogen waardoor ze prooien kunnen volgen en voedsel kunnen vinden. Ze kunnen de geur van zeehonden al op kilometers afstand detecteren.
- Scherp zicht: IJsberen hebben een scherp gezichtsvermogen waardoor ze prooien in de sneeuw en het water kunnen opmerken. Ze kunnen ook objecten zien bij weinig licht, wat handig is bij de jacht in het donker.
- Scherpe klauwen: IJsberen hebben scherpe klauwen waarmee ze ijs en sneeuw kunnen vasthouden. De klauwen helpen hen ook bij het vangen en doden van prooien.
- Mogelijkheid om vet op te slaan: IJsberen kunnen grote hoeveelheden vet in hun lichaam opslaan, waardoor ze kunnen overleven in perioden van vasten waarin voedsel schaars is.
- Vermogen om extreme kou te weerstaan: IJsberen zijn bestand tegen extreem koude temperaturen, dankzij hun dikke vacht, grote poten en het vermogen om vet op te slaan. Het is bekend dat ze overleven bij temperaturen zo laag als -50 graden Fahrenheit.