Huisdier thuis
In tegenstelling tot vogels hoeven reptielen hun eieren niet te incuberen door erop te zitten. Reptielen zijn ectotherme, wat betekent dat ze vertrouwen op externe bronnen van warmte om hun lichaamstemperatuur te reguleren. Vogels daarentegen zijn endotherm, wat betekent dat ze hun eigen lichaamswarmte kunnen genereren. Door op hun eieren te zitten, kunnen vogels een consistente temperatuur behouden die optimaal is voor de embryonale ontwikkeling.
Reptielen, waaronder slangen, hagedissen, schildpadden en krokodillen, leggen hun eieren en laten ze zich zelf ontwikkelen. De eierschalen van reptieleneieren zijn meestal hard en leerachtig, bieden bescherming en voorkomen waterverlies. De embryo's in de eieren vertrouwen op de omgevingstemperatuur en de vochtigheid van de omgeving voor een goede ontwikkeling.
Terwijl sommige reptielensoorten, zoals pythons, broedgedrag vertonen waarbij ze rond hun eieren spoelen om enige bescherming en warmte te bieden, houdt dit gedrag niet hetzelfde niveau van incubatie in als te zien bij vogels. De primaire rol van reptielenouders in eierzorg is om geschikte nestplaatsen te kiezen die gunstige omgevingscondities bieden voor ei -ontwikkeling en overleving.