Huisdier thuis
Primaten gebruiken, net als mensen, een combinatie van visuele signalen om diepte en afstand te beoordelen. Deze signalen vallen in twee hoofdcategorieën:
Monoculaire signalen: Deze signalen kunnen met slechts één oog worden waargenomen.
* lineair perspectief: Parallelle lijnen lijken in de verte samen te komen. Dit is een veel voorkomend teken in schilderijen en tekeningen om een gevoel van diepte te creëren.
* luchtperspectief: Objecten in de verte lijken minder duidelijk en hebben een blauwachtige tint als gevolg van atmosferische verstrooiing van licht.
* Relatieve maat: Objecten die verder weg zijn, lijken kleiner dan objecten van dezelfde grootte die dichterbij zijn.
* overlappende: Objecten die dichterbij zijn, lijken objecten die verder weg zijn.
* textuurgradiënt: Naarmate objecten verder wegkomen, lijkt hun textuur minder gedetailleerd en soepeler.
* Motion Parallax: Objecten die dichterbij komen, komen sneller in ons gezichtsveld dan objecten die verder weg zijn als we ons hoofd of lichaam bewegen.
Binoculaire signalen: Deze signalen vereisen het gebruik van beide ogen.
* stereopsis: Dit is de belangrijkste dieptekeuze voor primaten en is gebaseerd op het feit dat onze ogen enigszins uit elkaar staan. Dit verschil in perspectief creëert een klein verschil in het beeld dat elk oog ziet. De hersenen combineren deze twee beelden om diepte waar te nemen.
* Convergentie: Onze ogen draaien naar binnen (convergeren) wanneer we ons concentreren op een bijna object. De hersenen gebruiken de mate van convergentie om de afstand te schatten.
* Binoculaire ongelijkheid: Net als stereopsis verwijst dit naar het verschil in het netvliesbeeld dat op elk oog van een object wordt geprojecteerd. De hersenen gebruiken deze ongelijkheid om diepte waar te nemen.
Andere factoren:
* Ervaring en leren: Primaten leren diepte en afstand te beoordelen door ervaring. Een primaat kan bijvoorbeeld leren de afstand tot een vrucht te beoordelen op basis van zijn eerdere ervaringen.
* evolutie: Diepteperceptie is cruciaal om te overleven, waardoor primaten hun omgeving kunnen navigeren, afstanden kunnen beoordelen om te springen en te bereiken en roofdieren te vermijden.
Opmerking: Verschillende primatensoorten kunnen op verschillende signalen vertrouwen, afhankelijk van hun ecologische niche en visuele aanpassingen. Sommige soorten die in dichte bossen leven, kunnen bijvoorbeeld zwaarder afhankelijk zijn van monoculaire signalen, terwijl soorten die in open gebieden leven, zwaarder kunnen vertrouwen op binoculaire signalen.