Huisdier thuis
1. Vóór de vlucht:
- De reiger staat hoog met zijn vleugels gesloten en de veren netjes gerangschikt. Voordat hij gaat vliegen, kan hij enkele kleine aanpassingen aan de lichaamspositie maken.
2. Opstijgen:
- De reiger doet een paar sprongen naar voren terwijl hij snel met zijn vleugels klappert om omhoog te komen.
-Terwijl het lichaam omhoog komt, strekt het zijn lange benen uit en strekt het zijn nek volledig uit.
3. Opwaartse slag:
- Met krachtige vleugelslagen begint de reiger verticaal te klimmen.
- Tijdens de opwaartse slag buigen de vleugels bij de elleboog, waardoor een komvormige vorm ontstaat die de vogel helpt omhoog te stuwen.
4. Neerwaartse slag:
- Na de opgaande slag schakelt de reiger over naar de neergaande fase.
- De vleugels strekken zich volledig uit en de vogel gebruikt ze om door de lucht te snijden, waardoor stuwkracht ontstaat.
5. Fladderende vlucht:
- Nadat de reiger voldoende hoogte heeft bereikt, gaat hij over op een gestage fladderende vlucht.
-De vleugelslagen worden meer gesynchroniseerd en de vogel behoudt een constante hoogte en snelheid.
6. Zweefvliegen:
- Bij het bereiken van de gewenste hoogte kan de reiger overgaan op zweefvliegen.
- Tijdens het glijden spreidt hij zijn vleugels volledig uit en profiteert hij van de luchtstromingen om moeiteloos te zweven.
7. Aanpassingen en manoeuvreren:
-Gedurende de vlucht kan de reiger aanpassingen maken aan de vleugelhoeken en staartveren om zijn richting en evenwicht te controleren.
8. Landing:
- Terwijl de reiger zich voorbereidt op de landing, vertraagt hij zijn vleugelslagen.
- Hij strekt zijn benen uit en laat zijn lichaam zakken, totdat hij zachtjes de gewenste plek raakt.