Huisdier thuis
Babyvogels, ook bekend als Vloedingen, beginnen meestal op verschillende leeftijden te vliegen, afhankelijk van de soort. Gemiddeld verlaten de meeste zangvogels het nest 10-14 dagen na het uitkomen en vliegen 7-21 dagen na het verlaten van het nest. Grotere soorten, zoals adelaars, haviken en uilen, kunnen enkele maanden duren voordat ze kunnen vliegen.
Het leren proces om te vliegen is geleidelijk en jonge vogels kunnen beginnen met hun vleugels te fladderen terwijl ze nog in het nest zijn. Vervolgens gaan ze door naar korte vluchten, springen en glijden, voordat ze in staat zijn om langere vluchten te volhouden. Tijdens deze periode zijn ze nog steeds afhankelijk van hun ouders voor voedsel en bescherming.
Het vermogen om te vliegen is cruciaal voor vogels, omdat het hen in staat stelt om voedsel te vinden, te ontsnappen aan roofdieren en te migreren. Als zodanig is het een belangrijke mijlpaal in hun ontwikkeling en overleving.