Huisdier thuis
De omstandigheden die nodig zijn voor dieren of planten om fossielen te worden, zijn:
Snelle begrafenis:het proces van fossilisatie moet snel plaatsvinden, voordat een organisme volledig is ontbonden of opgeheven. Dit kan gebeuren als het organisme snel wordt bedekt met sedimentlagen, zoals modder, zand of as, hetzij als gevolg van een geologische gebeurtenis zoals een overstroming of vulkaanuitbarsting of gewoon door natuurlijke processen zoals de accumulatie van organisch puin op de bodem op de bodem van een meer of rivier.
Harde lichaamsdelen:organismen met harde lichaamsdelen zoals schelpen, botten, tanden of hout hebben een betere kans om fossielen te worden. Zachter weefsels, zoals spieren of interne organen, ontbinden snel en worden zelden bewaard.
Afwezigheid van zuurstof:zuurstof versnelt ontleding. Om fossilisatie op te treden, moet de omgeving zuurstofarme of volledig verstoken van zuurstof zijn. Dit is gebruikelijk in anoxische omgevingen zoals Deep Lake- of Ocean Bottoms of Swamps, waarbij zuurstof snel wordt geconsumeerd door micro -organismen en andere chemische reacties, waardoor een reducerende omgeving ontstaat die ontleding vertraagt en organische materie behoudt.
Minerale vervanging:na verloop van tijd worden de harde weefsels van het organisme geleidelijk vervangen door mineralen die aanwezig zijn in het omliggende sediment of grondwater. Dit proces, genaamd mineralisatie of verstrekking, verandert het oorspronkelijke organische materiaal in gesteente en behoudt de vorm en structuur van het organisme. De mineralen die het organische materiaal vervangen, kunnen silica, calciet, pyriet of andere soorten mineralen zijn.
Stabiele sedimentaire omstandigheden:de omgeving moet relatief stabiel en ongestoord blijven gedurende een langere periode om de langzame processen van fossilisatie mogelijk te maken. Dit betekent dat de sedimenten niet moeten worden onderworpen aan overmatige erosie, tektonische verschuivingen of andere geologische verstoringen die het fossiele vormingsproces kunnen verstoren of vernietigen.
Deze voorwaarden sluiten elkaar niet uit en verschillende factoren kunnen de kans op fossilisatie beïnvloeden. Fossielen komen vaker voor in bepaalde soorten omgevingen, zoals ondiepe zeeën, rivierdelta's, moerassen of meerbedden, waar de omstandigheden voor behoud gunstiger zijn. Fossielen zijn ook overvloediger in tijden van geologische stabiliteit, waarbij de vorming en het behoud van sedimentaire rotsen vaker voorkomen.