Huisdier thuis
De meest directe energiebron die een dierlijke cel gebruikt voor het synthetiseren van materialen is adenosine trifosfaat (ATP). ATP is een klein molecuul dat drie fosfaatgroepen bevat die zijn bevestigd aan een ribosesuiker en een adeninestikstofbasis. Het wordt beschouwd als de universele energievaluta van cellen omdat het de primaire energiedrager is die de energie levert die nodig is voor verschillende cellulaire processen, waaronder de synthese van macromoleculen zoals eiwitten, nucleïnezuren en lipiden.
ATP wordt geproduceerd in de mitochondriën door cellulaire ademhaling, waarbij organische moleculen zoals glucose worden afgebroken en de vrijgegeven energie wordt gevangen en opgeslagen in de vorm van ATP. Elk ATP-molecuul bevat twee hoog-energety fosfaatbindingen die, wanneer gebroken, energie vrijgeven die kan worden gebruikt om endelergonische reacties aan te drijven, waaronder die betrokken bij synthese en andere energie-consumerende processen.
Omdat ATP wordt gehydrolyseerd tot ADP (adenosinedifosfaat), wordt de vrijgegeven energie gebruikt om verschillende cellulaire activiteiten aan te sturen. Tijdens de eiwitsynthese wordt bijvoorbeeld ATP gebruikt om de groeiende polypeptideketen te verlengen door de toevoeging van aminozuren aan de keten te katalyseren. Evenzo levert ATP bij nucleïnezuursynthese energie voor de polymerisatie van nucleotiden tijdens DNA- en RNA -synthese.
Daarom dient ATP als de meest directe en direct beschikbare energiebron die dierlijke cellen gebruiken voor synthesematerialen en andere energiebesparende processen in de cel.