Huisdier thuis
1. De haan kraakte luid voor het ochtendgloren, de boer en zijn familie wakker.
2. De haan stutte rond de boerenaard en pronkt met zijn kleurrijke veren.
3. De haan was de top van de pikorde in de kippenhok en hij zorgde ervoor dat iedereen het wist.
4. De kraai van de haan was een bekend geluid op het platteland, en het was een teken dat een nieuwe dag was begonnen.
5. De haan was een symbool van geluk in veel culturen, en het werd vaak gebruikt als een weerklep.