Huisdier thuis
De kolonisten van New England aten een verscheidenheid aan vissen, afhankelijk van het seizoen en de locatie. Hier zijn enkele van de meest voorkomende:
kabeljauw: Dit was misschien wel de belangrijkste vissen voor de kolonisten. Het was overvloedig, gemakkelijk te vangen en kon voor lange periodes worden bewaard. Kabeljauw werd vaak gedroogd, gezouten of gerookt.
Haddock: Een andere overvloedige vis, Haddock was ook een populaire keuze voor de kolonisten. Het werd vaak gebruikt in stoofschotels en taarten.
heilbot: Deze grote platvis was zeer gewaardeerd vanwege zijn grootte en smaak. Het werd vaak geroosterd of gebakken.
makreel: Deze olieachtige vis was een andere veel voorkomende vangst. Het werd vaak gezouten en gerookt.
zalm: Zalm kwam minder vaak voor dan andere vissen, maar ze waren zeer gewild vanwege hun rijke smaak. Ze werden meestal gevangen in rivieren.
haring: Deze kleine vissen waren overvloedig en werden vaak gebruikt als aas of voor het maken van haringolie.
Bot: Deze platvis werd gevangen in ondiep water en was een populaire keuze voor frituren of bakken.
kreeft: Roeven waren overvloedig aanwezig in de wateren van New England en werden vaak gevangen in vallen. Ze werden meestal gekookt en geheel gegeten.
kokkels en oesters: Deze schelpdieren waren ook gebruikelijk en werden vaak geoogst uit getijdenflats. Ze werden rauw, gestoomd of gebakken gegeten.
Naast deze gemeenschappelijke vissen aten de kolonisten van New England ook andere soorten, waaronder:
* Bluefish
* tonijn
* zwaardvis
* zeebaars
* palings
* Shark
De kolonisten waren bekwame vissers en gebruikten verschillende methoden om vissen te vangen, waaronder handlijnen, netten en vallen. Ze bewaarden ook vissen door drogen, zouten, roken en beitsen. Vis was een essentieel onderdeel van het dieet van de kolonisten van New England en bood hen een waardevolle bron van eiwitten en voedsel.